dinsdag 4 februari 2014

In vogelvlucht door mijn werk vanaf het tweede jaar


De onderwerpen in mijn tekeningen en schilderijen zijn gedurende mijn studie aan de  AKI geregeld veranderd. Toch is het uitgangspunt altijd hetzelfde gebleven: Mijn eigen dagelijkse werkelijkheid en mijn eigen ervaring en waarneming. De ene keer is dit heel direct te zien, de andere keer via een omweg.

Na het eerste jaar was ik geïnspireerd door wat ik gezien had tijdens mijn vakantie in Schotland. Ik besloot me toe te leggen op het inzoomen op structuren van bladeren, boomschors en steen. In mijn werk kregen kleine dingen de hoofdrol: ik zocht bewust naar onderwerpen waar anderen meestal overheen zouden kijken. Daarbij was mijn eigen waarneming en ervaring het uitgangspunt.  In werk uit die tijd had ik de behoefte om het hele vlak te vullen, waardoor ik mijn onderwerp heel dicht op de huid zat en er bijna geen ruimte bestaat tussen het onderwerp en de toeschouwer. Voorbeelden daarvan zijn ‘de Schotse Woudreus’ en ‘de paradijsvogel’. Bij de laatste ging het me meer om het ontdekken van het medium olieverf en om het creëren van verschillende soorten structuur (huid) in het geschilderde object, niet zozeer om het realisme. Bij de tekening van de boom werkte ik naar een eigen foto en probeerde mijn ervaring van dat moment en de verbazing over zijn enorme gestalte tot uitdrukking te brengen door hem gedetailleerd vast te leggen.


De Paradijsvogel, 2009, olieverf op waterbasis op doek


De Woudreus, 2009, houtskool, Siberisch krijt en pastel op papier

Ook maakte ik pentekeningen van onherbergzame landschappen, waarin stukjes werkelijkheid zijn verwerkt zoals mijn eigen handen of bladeren die ik natekende van eigen foto's



Verlaten berglandschap 1, oost-Indische inkt en pastel op bruin papier, 2009


Verlaten berglandschap 2, Oost- Indische inkt op papier, 2010


Naar aanleiding van deze werken, ben ik, op aanraden van een docent ook etsen gaan maken.


Het meisje in de boom, 2010, ets


Mijn hand, ets, 2010



In het 2e semester van dat tweede jaar kwamen mijn eigen persoonlijke, fysieke omstandigheden meer in mijn werk naar voren. Door mijn aangeboren hartafwijking heb ik minder energie dan leeftijdsgenoten. In dat jaar zocht ik naar een woonvorm met hulp in de buurt, zodat ik zelfstandig kon wonen. Volgens instanties paste ik met mijn aandoening niet in het goede hokje en uit pure frustratie om deze afwijzing tekende ik een chagrijnig zelfportret



Zelfportret, 2010, houtskool op papier



Ook vloeiden er een paar fantasieachtige werken voort uit de tegenslagen die ik had. Later besefde ik pas de betekenis van die werken. Vooral "Alles valt in het water", ontstond puur associatief. Daarna pas bleek dat  het een uitdrukking was van mijn gevoel dat ik alles zelf maar moest uitzoeken en mijn hulpvraag niet gehoord werd. Het andere werk: "Dit lichaam is het Boeddhalichaam" (een zin uit een Japanse Sutra van de zenmeester Hakuin), was een opdracht van een docent. Het formaat (1,70 x 1 meter) was veel te groot voor me, kwam ik achter tijdens het werken.




Alles valt in het water, 2010, gemengde technieken op papier





Dit lichaam is het Boeddha-lichaam, 2010, houtskool, Oost-Indische inkt en acrylverf op papier

3e jaar

In het derde jaar legde ik me toe  op het schilderen van landschappen. In oktober dat jaar (2010) was ik samen met medestudenten op werkweek naar Schiermonnikoog in het kader van een minor. Daar maakte ik een snelle aquarel van de zee, omdat de kou buiten op het strand me ertoe dwong in tien minuten iets op papier te zetten. 










Omdat ik in Schiermonnikoog geïnteresseerd was geraakt in de bladervormen van mossen en wieren, greep ik terug op een foto uit Schotland van rendiermos. Dit mos heeft een boerenkoolachtig blad. Hier maakte ik verschillende tekeningen van met houtskool en met Oost-Indische inkt. Ik werd langzamerhand vrijer in het weergeven van de vorm van de bladeren. De voorstelling was niet meer direct van de foto af te leiden en zo ontstonden er nieuwe beelden met de bladvormen van het mos als terugkerend element. 

Er ontstond van deze mossen al snel een hele serie, eerst in het zwart-wit. Naarmate ik verder schilderde durfde ik meer en kreeg het werk meer kleur.
Ook het landschapselement keerde terug. In 'Loch Lomond' heb ik de wolken geabstraheerd zodat de vorm weer overeenkomt met die van de mossen op de voorgr
ond.





Zelfportret, 2010, houtskool, inkt en acrylverf op papier




Mossen en wieren, inkt en houtskool op papier




studie van rendiermos, houtskool en inkt op papier





Overzichtsfoto Mossenserie







Rendiermos in kleur, olieverf op waterbasis op doek, tweeluik, 2010








Loch Lomond, 2011, Olieverf op waterbasis op doek

Een hartoperatie en twee jaar extra




Zelfportret in UMCG Groningen, 2011, potlood op papier




My hands in hospital 1


My hands in hospital 2


Hand met spiegeltje, UMCG Groningen, 2011




Vrije aquarel, tijdens herstelperiode 2011                    Studies van Huppel




Schets voor "My heart is Sair"
( Titel van een lied door Robert Burns. Sair betekent zowel sterk als zwak). 

Mijn werk verandert en ook het onderwerp. Het gaat steeds meer over mijn fysieke lichaam en de tekortkomingen daarvan. Het groeit steeds meer naar mijn huidige werk waarin ik mijn fysieke beperkingen inzet voor het maken van kunst. In de periode vlak na mijn hartoperatie in de zomer van 2011, ontstonden er twee sporen in mijn werk: schilderijen en tekeningen over de realiteit en werken met een symbolische betekenis.


Onder water (2011/ 2012)

"Ik ben gezonken naar de bodem van de zee.
Haar grote woeste golven tilden me op en sleurden me mee.
Daar beneden was de stilte
en rotsen stijl en hoog.
Er was een sterke stroming die me naar beneden zoog.
Maar de schoonheid van de diepte is me altijd bijgebleven.
Ik zwom weer naar het licht en naar het gewone leven.
Het was een lange zware tocht en even was ik bang te falen,
zo diep heb ik moeten gaan om parels op te halen."



My Heart is Sair (2012/2013)